- handel
- {{handel}}{{/term}}1 [het kopen en verkopen; handelsverkeer] trade ⇒ business2 [handelswaar] merchandise ⇒ goods3 [vaak in samenstellingen] [onderneming die handel drijft] business ⇒ 〈winkel〉 shop♦voorbeelden:1 binnenlandse handel • domestic tradebuitenlandse handel • foreign commerce/tradeeen levendige handel • brisk tradevrije handel • free tradezwarte handel • black marketzwarte handel drijven in • profiteer inde handel bloeit/kwijnt • business is flourishing/declininghandel drijven (met/op) • do business (with)de handel in graan • the corn-tradein de handel gaan • go into businesshandel in verdovende middelen • drug traffickingin de handel komen • come on(to) the marketin de handel zijn/zitten 〈personen〉 • be in businessiets in de handel brengen • put something on(to) the marketeen boek uit de handel nemen • take a book off the market2 〈figuurlijk〉 hij bracht de hele handel mee • he brought everything but the kitchen sink3 boekhandel • bookshop; 〈het handelen in boeken〉 the book trade¶ iemands handel en wandel nagaan • investigate someone's conduct
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.